‘Met ‘Duistere wegen. Reis naar Vincent van Gogh in de Borinage’ voegt Pascal Verbeken weer een hoofdstuk toe aan zijn intussen indrukwekkende oeuvre over Wallonië, dat godvergeten zuidelijk deel van België waar iedereen wel een mening over heeft maar dat nauwelijks iemand ook nog echt ként. En ja, ik ben een fan van Pascal Verbeken, al sinds de publicatie van ‘Arm Wallonië’ (2007), zijn antwoord op Auguste De Winnes ‘Door arm Vlaanderen’ dat zo’n honderd jaar eerder verscheen. Een ‘noodzakelijk, urgent en belangwekkend’ boek noemde David Van Reybrouck ‘Arm Wallonië’ in zijn laudatio bij de uitreiking van de M.J. Brusseprijs voor het beste non-fictieboek – en Van Reybrouck heeft gelijk.
Het verslag dat Verbeken maakte van zijn voetreis langs de oude spoorlijn ‘Grand Central Belge’ (2012) is zo mogelijk nog sterker – mijn exemplaar krioelt van de post-its met aanduiding van de plaatsen die ik ooit (‘ooit’) met eigen ogen wil zien…
Een zijsprong dan. Ongeveer gelijktijdig met de opstart van het Red Star Line Museum in Antwerpen verscheen in 2013 ‘Tranzyt Antwerpia’. Nee, niet over Wallonië deze keer, wél opnieuw een ‘in de voetsporen van’-verhaal, een minutieuze reconstructie van de tocht van een jonge Pool op weg naar Amerika. Memorabel vond ik (o.a.!) de pagina’s die hij gewijd heeft aan Oświęcim (intussen – met dank aan de nazi’s – beter bekend als Auschwitz).
Met ‘Duistere wegen’ keert Verbeken terug naar zijn gekoesterde Wallonië, naar de Borinage meer bepaald. Vincent van Gogh verbleef er relatief kort (van 1878 tot 1880), maar het was wél een cruciale fase in zijn leven: in die periode van extreme armoede, van totale vertwijfeling, mislukt in alles wat hij tot dan toe ondernomen had, koos hij definitief voor een leven in dienst van de kunst. Maar ‘Duistere wegen’ is veel méér dan louter de reconstructie van een stukje biografie, hoe boeiend ook. ‘Duistere wegen’ is ook en vooral de reconstructie van de geschiedenis van een hele regio. Net als al zijn ander werk is het een monument ter ere van wat onherroepelijk ten onder gaat, vergeten is of al dan niet moedwillig gewist wordt uit ons collectief geheugen. Conclusie (Marnix Gijsen is er niet meer om me de parafrase kwalijk te nemen): droeg ik een hoed, ik nam hem af voor Pascal Verbeken. Of simpeler en duidelijker: Verbeken is een zeldzaam integere auteur die met zijn thematiek, gecombineerd met een hoogst leesbare schrijfstijl, een vitale bijdrage levert om dit verdampende landje ‘net’ iets beter te begrijpen. Aanrader!‘