Prijs voor het Journalistieke Boek

mjbbbb
 
‘Arm Wallonië’ kreeg de M.J. Brusseprijs voor het Journalistieke Boek van het Nederlandse Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten
Shortlist: Eefje Blankevoort (‘Stiekem kan hier alles’ ), Pauline de Bok (‘Blankow,  of het verlangen naar de Heimat’),  Caroline de Gruijter (‘De Europeanen : leven en werken in de hoofdstad van Europa’), Hans Olink (‘Een Siberische tragedie’), Martijn de Rijk (‘De nieuwe moskee : politiek en geloof in een provinciestad’). Jury: Hans Maarten Van den Brink, Emile Fallaux en Lieve Joris.

‘Arm Wallonië’  haalde ook de shortlist van de ABN Amro-prijs voor Non-fictie 2007 (winnaar: Joris van Parys met ‘Het leven, niets dan het leven, Cyriel Buysse & zijn tijd’) en  De Groene Waterman-literatuurprijs (winnaar Alberto Méndez met ‘De blinde zonnebloemen’)

Hieronder: de speech van David Van Reybrouck op de uitreiking van de M.J. Brusseprijs in Amsterdam en het juryrapport.

Toespraak David Van Reybrouck

Dames en heren,

Wat is er toch met België aan de hand? Nog geen twee weken geleden was ik in de Gotische Zaal van het Brusselse stadhuis getuige van een ontroerend voorval. Als oprichter van het Brussels dichterscollectief nam ik deel aan een herdenkingsplechtigheid voor de 32 daklozen die in 2007 in de Belgische hoofdstad waren gestorven. De statige zaal zat vol mensen die doorgaans gedefinieerd worden door dat wat ze niet hebben: daklozen, kanslozen, sans papiers, sans domicile fixe. Toen de Brusselse schepen van Burgerlijke Stand (in Nederland zeggen we: de wethouder burgerzaken) het woord nam, sprong een van de clochards halverwege overeind. Hij droeg een gescheurde camouflagejack en bulderde: ‘Mais Joëlle! Er zijn slechts 200 bedden in de opvanghuizen, terwijl er meer dan 1000 daklozen zijn!’ De schepen in kwestie sprong met die plotse interventie nog genialer om dan Paul de Leeuw met de Vegan Streaker: ze ging met hem in discussie! Ze vroeg om een nadere toelichting, erkende het probleem, schetste de contouren van het beleid en nodigde hem uit om daar tijdens de receptie verder over te praten. Een toppolitica die het debat met een dakloze niet uit de weg ging, maar vol vuur improviseerde met een uitstraling en een bevlogenheid die wel aan Obama ontleend leek. Die vrouw was Joëlle Milquet, in de wijde wereld vooral bekend als voorzitter van de Franstalige christendemocraten in België.
Klikken wij enkele dagen later de resultaten van Humo’s pop poll aan. Die jaarlijkse volksbevraging door het progressieve, satirische weekblad Humo is in Vlaanderen een gala-evenement geworden voor alles wat zich iet of wat linksig waant. Je zou denken: bij die bevolkingsgroep moet zo’n steekvlam als Joëlle Milquet toch scherp scoren. En ja, in de categorie Vrouw van het Jaar werd ze weliswaar verdienstelijk tweede, net na die andere Franstalige bunzenbrander: Justine Henin, maar ze ging toch vooral lopen met de zeer bedenkelijke titel: Ergerlijkste Politicus van het Jaar. Die onderscheiding dankte ze aan haar bijnaam Madame Non, een naam die ze kreeg omwille van haar weerzin voor een nieuwe staatshervorming waarbij Vlaanderen meer macht zou krijgen en minder geld zou moeten afdragen aan Wallonië.
Man van het Jaar werd haar aartsvijand Yves Leterme, ook christendemocraat nochtans, net zoals zij, maar vooral: Vlaming, über-Vlaming in feite, de man die de federale verkiezingen van juni jl. won met een geheel eigen invulling van het normen-en-waardendiscours: Vlaams, Vlaamser, Vlaamst. 800.000 stemmen kreeg hij ermee. Zijn mantra voor ‘goed bestuur’ betekende aldoor ‘Vlaams bestuur’, want die Franstaligen, die waren naar zijn eigen zeggen cognitief allicht niet in staat om het Nederlands te leren, terwijl hij daarentegen op de nationale feestdag moeiteloos het Belgische volkslied wist te doen klinken als de Marseillaise.
Dat diezelfde Leterme ook ruimschoots won in de categorie Lul van het Jaar (er zijn namelijk meer dan 800.000 Vlamingen en zijn falen als formateur was een opeenstapeling van stuntelen) doet geen afbreuk aan het feit dat grote delen van progressief Vlaanderen niet van Joëlle Milquet houden, terwijl het dat ideologisch gesproken wel zou moeten doen. De scheidslijn is niet langer links-rechts maar Vlaams-Waals. “Wat Waelsch is, valsch is,” het oude devies glanst in een nieuw ochtendlicht.

Kort voor die geruchtmakende verkiezingen verscheen het boek van Pascal Verbeken. Een verademing. Eindelijk een werk dat voorbijging aan de clichés van de werkonwillige Waal die zich met slobbertrui en hangbuik genesteld had in de hangmat van een door Vlamingen betaalde uitkering, alwaar hij zich tegoed deed aan roltabak, flesjesbier, Eurosport en eventueel kleine meisjes. Eindelijk een genuanceerder beeld over de hardwerkende Vlaming die zijn recente en historisch contingente welvaart doorgaans beschouwt als een eeuwig, onwrikbaar en van god verkregen staat van genade, een exclusieve schittering die al daagde in het vroege avondlicht dat weerscheen op de gulden sporen van de Franse ridders die in 1302 met hun maliënkolder in de modder lagen, een schittering die de brandramen van onze gotische kathedralen deed ontlaaien, een heilige glans die blikkerde in het scalpeermes van Vesalius en die vandaag nog steeds schittert in de gesimoniseerde aluminiumvelgen van de SUVs op de oprijlanen met halogeenlampjes van de Vlaams villawijken. Het Goddelijke Vuur, de Vlaemsche Weelde, de Weelderige Boezem van onze Barmhartige Bodem!
Nee, zegt, Pascal, nog geen honderd jaar geleden was Vlaanderen straatarm, om niet te zeggen: zo arm als Wallonië nu. Toen trok de Vlaming naar de Walen, toen waren wij uitschot, toen waren wij de kutmarokkaantjes van dienst.
En dan komen de verhalen over volkswijken, vechtpartijen, klompen, stoflongen en kinderlijkjes: verhalen die toch een ander licht gooien op de Onvervreemdbare Vlaamse Welvaart waaraan geen Waal vandaag mag komen knabbelen, ook niet als hij zijn eigen meubels kapot moet hakken voor in de houtkachel. Vlaanderen wil vandaag hoe langer hoe minder met Wallonië te maken te hebben. Je zou bijna nostalgisch worden naar de tijd dat Vlamingen verzuchtten: “Wij zijn dan wel de Congo kwijt, maar we hebben toch nog steeds de Ardennen.”
Nochtans is dit geen anti-Vlaams boek. Pascal Verbeken is zelf voldoende Vlaming om dat te beseffen. Zijn boek werd gesubsidieerd door het onvolprezen Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek, een Vlaamse instelling die écht verschil maakt. En het verscheen bij de Vlaamse uitgeverij Meulenhoff/Manteau die in vijf jaar tijd een van de meest onmisbare en relevante fondsen van het hele Nederlandse taalgebied heeft weten uit te bouwen. Twee jonge instellingen: ook dat is Vlaanderen vandaag.

Een noodzakelijk boek, een urgent boek, een belangwekkend boek. Zelfs Vlaamsgezinden als Bert Anciaux noemden het “fantastisch”. Vlaams minister-president Kris Peeters, christendemocraat, besloot na lectuur “veel energie te zullen stoppen in onze relatie met Wallonië”, maar ondertussen maakte hij zich wél druk over het feit dat buitenlandse handelsmissies van België niet genoeg Vlaanderen in de verf zetten. Of nog erger: kandidaat-premier Yves Leterme, hij alweer, bedankte de uitgeverij met een standaardbriefje en kribbelde er eigenhandig bij: “Is zeer bruikbaar bij de komende campagne. Dank u!”
Maar heeft die man dat boek wel opengeslaan? 800.000 voorkeurstemmen, ik herhaal, meer dan vorige premiers als Dehaene en Verhofstadt ooit wisten bijeen te rakelen, maar niet één, ik herhaal, niet één daarvan kwam uit Wallonië. Dat was niet zijn schuld. In het rare kiesstelsel van mijn land kunnen Vlamingen alleen op Vlamingen stemmen en Walen alleen op Walen. Federale verkiezingen win je het makkelijker als je ongestraft de andere helft van het land mag afzeiken. Ongestraft? Wat zeg ik? Het wordt zelfs beloond! En dat was wel zijn schuld, want Leterme scoorde federaal met zijn ultra-Vlaams programma. Niet een keer hoorde we hem iets zeggen over armoedebestrijding in Wallonië, niet een keer verdedigde hij het federale niveau, wat toch merkwaardig is voor een kandidaat-premier van dat federale niveau-alsof men paus wil worden en niet echt iets met het katholicisme heeft-niet een keer gaf hij blijk van ook maar één alinea van Pascal Verbeken gelezen te hebben. In praktijk, zo weten we sinds negen maanden, bleek het niet zo handig om ook de Franstalige onderhandelaars te overtuigen van zijn regionalistische kiesbeloften.

Arm Wallonië is geen belgicistisch boek, geen nostalgisch zwijmelen bij het unitaire België en evenmin een esthetisering van armoede als zijnde iets ‘authentiek’. Het gaat over macro-economie en micro-geschiedenis, het is een tocht en een afdaling, Het is een sociaal, humaan, begripvol en, ja, wijs boek. Het tilt het genre van de reportage tot op het niveau van de mildheid. Het is spannend en onthutsend. Het is dieptriest en bevlogen. Het brengt inzicht en vermijdt alwetendheid. En het wordt terecht binnenkort verfilmd, door Luckas Vander Taelen, die andere Vlaamse Wallonië-kenner.

Het is een boek over Wallonië, maar ook over Vlaanderen en het is relevant voor Nederland. Vanochtend vond in een Charleroi een hold-up plaats, een jongeman gijzelde het Fortis-bankkantoor langs de Avenue de Waterloo. U moet weten dat de Fortiskantoren een nog veel gegeerder doelwit vormen sinds het concern een van de kroonjuwelen van de Nederlandse economie, ABN-Amro, heeft overgenomen. Er vielen doden, noch gewonden, de gijzeling liep vredig af. In Charleroi is dit soort misdaad dagelijkse kost.
Wat een verschil met dit Nederland waar het afgelopen weekend 12.000 mensen naar de emigratiebeurs ging kijken. Jawel, want Nederlanders willen weg uit Nederland, liefst naar Zweden, Canada of Australië. “Durf te leven, kom naar de emigratiebeurs, een uniek evenement voor mensen die iets bijzonders van hun leven willen maken,” schreeuwde de website. Misschien moet niet alleen iets bijzonder van zijn leven willen maken, maar ook van zijn land. Misschien moet men af en toe gewoon blijven en werken, Pascal Verbeken had ook wel wat beters te doen dan maandenlang met zijn motor door dit mistroostige Wallonië rond te toeren. “Levenslang ertussenuit!” zei diezelfde website. Maar dat klinkt als: er van onderdoor muizen.
Nederland is voor velen te georganiseerd, dus gaat men maar naar zo’n keurige georganiseerde beurs in Nieuwegijn. Een beurs die gesponsord werd door het CWI, het Centrum voor Werk en Inkomen, een zelfstandig bestuursorgaan van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Als ik het goed begrijp, sponsort de Nederlandse overheid dus Nederlanders die niet langer Nederlander willen zijn.
Dat soort luxe voelt toch wat wrang aan, na lectuur van Arm Wallonië.

Dames en heren,
Naast de vele redenen waarom Arm Wallonië van Pascal Verbeken vandaag terecht de Brusse-prijs ontvangt, is er ook een reden waarom dit boek deze prijs allerminst verdient. Arm Wallonië is namelijk een schandalig boek. Het is een schande dat in tijden van gsm, sms, mms, rss en url, in tijden van massale nieuwsgaring en -consumptie, van hypercommunicatie en overdocumentatie, in tijden dat de wereld weer plat is, dat elke Vlaming online en in realtime kan volgen hoe de bouw van het Belgisch onderzoeksstation op Antarctica vordert, dat in zulke tijden nog een boek moet verschijnen dat zegt hoe het er ietsje minder zuidelijk, in Wallonië, aan toe gaat. Het is een schande dat zulk een boek nog nodig was. Het is een schande dat wij dat allemaal niet wisten, dat het zo erg, zo treurig, zo Dickensiaans miserabel was, daar aan de andere kant van de taalgrens. Dat de regio die ooit tot een van de drie rijkste van de planeet behoorde, na Engeland en de VS, jawel, maakt het allemaal des te navranter. Het is een schande dat zo’n boek nog moest geschreven worden, het is een schande dat de Vlaming nog zo moest herinnerd worden aan zijn eigen historische miserie en aan de huidige miserie van zijn landgenoot.
Maar als het dan toch moest gebeuren, dan had het onderwerp zich geen betere, meer empathische en scherper gedocumenteerde woordvoerder kunnen dromen dan Pascal Verbeken, een auteur die aantoont dat nuance en leesbaarheid wél hand in hand kunnen gaan en dat journalistieke analyse en literair genot elkaar niet in de weg hoeven te staan.
Ik feliciteer Pascal van harte.

Juryrapport M.J. Brusseprijs 2007-2008

 De jury van de M.J. Brusse-prijs 2008 bestond uit Lieve Joris, Emile Fallaux en Hans Maarten van den Brink. Twee van de leden maakten ook vorig jaar deel uit van het beoordelend gezelschap, toen de prijs voor het eerst werd uitgereikt ter ere van het 15-jarig bestaan van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. Deze omstandigheid verschafte in ieder geval aan Fallaux en Van den Brink de gelegenheid ook de twee jaargangen te vergelijken.
Wat dan al meteen opvalt is dat het aantal inzendingen is toegenomen. In 2006 ging het om 151 titels. Dit jaar werd de jury geconfronteerd met maar liefst 227 boeken die in ieder geval door hun auteur werden beschouwd als een bijzonder journalistiek project. De term journalistiek is altijd lastig. Zoals u weet is de journalistiek geen vak, althans niet met vastomlijnde kaders en regels. Volgens sommigen is het nog steeds een roeping. Volgens anderen, hieronder zijn helaas ook steeds meer uitgevers, echter een bezigheid waaraan geen enkele bijzondere eis mag worden gesteld en die dus net zo goed door het publiek, de lezer, kan worden uitgeoefend. Het fonds en de jury denken daar anders over. Er valt wel degelijk iets zinnigs te zeggen over de kwaliteit van journalistiek werk en dat die niet meetbaar is betekent alleen maar dat er op wat er over te zeggen valt een weerwoord mogelijk is. Journalistiek is naar het oordeel van de jury in ieder geval niet precies hetzelfde als non-fictie. Categorieën als de gedegen documentatie over een onderwerp van groot maatschappelijk belang, de historische verhandeling of de biografie heeft de jury bij een eerste schifting dan ook laten afvallen. Wat niet betekent dat gedegen onderzoek, historische kennis of persoonlijke lotgevallen niet tot het domein journalistiek behoren. U begrijpt wat wij bedoelen. Althans dat hopen wij. De jury vindt in ieder geval dat vormgeving van het allergrootste belang is in de journalistiek.
De opzet, de structuur van een boek en ook in engere zin de stijl: de zinnen en alinea’s die het verhaal een, liefst meeslepend leven inblazen. Een goede journalist moet niet alleen met z’n onderwerp maar ook met zijn publiek iets willen doen. De ‘paf-factor’ heeft de journalist van de vorige eeuw dit wel eens genoemd: wie niet het gevoel heeft zijn lezer iets te vertellen te hebben waar deze paf van zal staan, heeft in het vak niets te zoeken. 

 

Ook ná schifting met de zojuist genoemde criteria in het hoofd bleef er nog een groot aantal boeken over. Vele hadden een historische lading. Is er sprake van een hausse? Jazeker! En de factoren die daaraan hebben bijgedragen kunt u ongetwijfeld allemaal zelf bedenken. Een op zichzelf verheugende tendens zag de jury in het betrekkelijk grote aantal boeken dat gekarakteriseerd kan worden als het opmaken van een actueel historische balans. De eerste jaren van deze eeuw zijn zeer woelig geweest. Een moment van reflectie is dan uiteraard zinnig. Boeken waarin een tussenstand wordt opgemaakt van het debat over de multiculturele samenleving, het energiedebat of het populisme in de politiek zijn de maatstrepen in de staccatomuziek van dag- en weekblad. Ze hebben wellicht geen eeuwigheidswaarde maar kunnen wel een belangrijke rol vervullen in het publieke domein. Goed dat ze er zijn, kortom.

Dit juryrapport kent geen langzaam opbouwen van de spanning waarbij u een paar keer aarzelt of u op grond van de gegeven signalen de winnaar in de smiezen heeft en dat tenslotte culmineert in het toch nog verrassend uitroepen van de nummer één. In die zin beantwoordt het dus niet aan een van de door onszelf zojuist geformuleerde regels. U staat niet paf van de winnaar, want die is op het moment van het uitspreken van deze tekst al bekend. Ook de shortlist kende u al. Ze bestond uit zes titels, die evenzoveel subgenres vertegenwoordigden en daarmee een hele waaier van mogelijkheden voor bijzondere journalistieke boeken liet zien.

Stiekem kan hier alles van Eefje Blankevoortis het verslag van een ontdekkingstocht door een vreemde samenleving dat eigenlijk alleen maar zo geschreven kan worden door wie voor het eerst zo’n ervaring ondergaat. De ontdekkingstocht geldt dan niet alleen het nieuwe land maar ook de eigen manier van denken en ervaren. Haar onderzoek naar propagandakunst had een droge scriptie kunnen worden, maar haar blik en haar stijl hebben ons daarvoor behoed. Blankevoort reist met open vizier, maakt makkelijk vrienden en heeft bovendien gevoel voor humor. Ze is een talent. We gaan ongetwijfeld nog meer van haar horen.

Met Blankow heeft Pauline de Bokeen boek geschreven waarvan zij het non-fictiekarakter claimt, en de jury gelooft haar op haar woord, maar dit leest als een roman. Dat is een compliment. Het is altijd een waagstuk wanneer auteurs ook zichzelf, hun gevoelens en hun historie, op het spel zetten in hun rapportage. De Bok speelt dat spel met een hoge inzet en wint het met glans. Het onvermogen om te spreken over alles wat er in en om Blankow is gebeurd wordt fraai gespiegeld in suggesties over de achtergrond en de gemoedstoestand van de auteur zelf. Nergens wordt dat pathetisch, steeds bewaart zij de balans. Een zekere raadselachtigheid draagt uiteindelijk bij tot de grote kwaliteiten van dit boek dat boeit van begin tot eind.

De Europeanen, zo blijkt uit Caroline de Gruytersgelijknamige boek, zijn in het algemeen natuurlijk alle burgers van het Europese Continent. Het is ook een aanduiding voor een kaste, een bijzondere groep mensen die door werk en roeping in Brussel een huis gevonden heeft dat geen thuis is. De Gruyters grote stilistische vermogens zorgen ervoor dat in De Europeanen feiten, structuren én lotgevallen op een hechte manier verbonden worden. Zo ontstaat het beeld van de beroeps-Europeanen die het lot van gewone Europese burgers meer dan wij weten bepalen.

Een Siberische tragedie beschrijft het lot van een spoorloze. Een man die ook spoorloos blijft, anoniem begraven, wellicht geconserveerd door de permafrost maar in ieder geval, als het gaat om de herinneringen aan hem, in het schitterende en ontroerende boek dat Hans Olinkover hem heeft geschreven. Of, liever gezegd over de pogingen van zijn vrouw Augusta, die niet opgeeft te hopen op zijn terugkeer of tenminste op uitsluitsel over wat hem overkomen is. Het leven van Wim de Wit is er zo een waarin de grote geschiedenis zich lijkt te weerspiegelen. Hij koestert grote politieke idealen, gaat om met een aantal van de gezichtsbepalende kunstenaars van zijn tijd, de jaren twintig en dertig, en wordt tenslotte vermalen door een systeem, of in ieder geval een beweging waaraan hij zelf een actieve bijdrage geleverd heeft. Maar Wim de Wit is geen exempel, geen illustratie bij de geschiedenis. Zijn leven grijpt je bij de keel. En dat is vooral te danken aan de perfecte compositie van dit boek. Hans Olink heeft de gaten in de biografie, vaak op zeer creatieve wijze, gevuld of toegelicht met materiaal uit zeer diverse bronnen en soms met hypotheses. Juist doordat hij zijn methodes zichtbaar maakt blijft het journalistiek. Een zoekgeraakt leven groeide dankzij deze auteur uit tot een boek dat klopt.

Toen Martijn de Rijkin zijn woonplaats Haarlem geconfronteerd werd met de plannen voor de bouw van een nieuwe moskee, besloot hij het proces nauwgezet te volgen. Hij begon daarmee in 2002, vlak na de begrafenis van Pim Fortuijn. Dat heeft uiteraard zijn repercussies op de gang van zaken. Minstens zo belangrijk is de taaie Nederlandse overlegcultuur waarin alle cultuurverschillen en politieke of religieuze impulsen hun draai vinden, worden versterkt of juist afgezwakt, en uiteindelijk hun plaats vinden in het poldermodel – veel gesmaad, maar, zo schrijft De Rijk, ‘ik was nog niemand tegengekomen die er echt vanaf wilde’.
De nieuwe Moskee gaat daarmee niet over Turkije versus Nederland, maar ook over Turkije versus Turkije en Nederland in confrontatie met Nederland. Een leerzaam proces, waarbij niet duidelijk is wie van wie het meeste zal leren. Het is de verdienste van Martijn de Rijk dat hij dit proces nauwgezet en inzichtelijk heeft opgeschreven.

Honderd jaar geleden schreef de Franstalige journalist August de Winne Door arm Vlaanderen. Met dit boek in gedachten reisde Pascal Verbeken door Wallonië, ooit een van de rijkste industriële regio’s ter wereld waar Vlaamse seizoenarbeiders en migranten, gedreven door hongersnood, tyfus en cholera naartoe trokken om te werken. Tegen de achtergrond van de politieke crisis die België vorig jaar trof, krijgt dit boek een bijzondere betekenis. Vandaag is Vlaanderen rijk en Wallonië ten prooi aan een schrijnende teloorgang. Maar in plaats van zich haar recente geschiedenis te herinneren, keert Vlaanderen haar drieënhalf miljoen landgenoten in het zuiden de rug toe.
In Arm Wallonië houdt Pascal Verbeken die Vlamingen een spiegel voor. Hij herinnert hen aan de duivenkoten, graanzolders en kamertjes boven cafés waar hun voorouders in het ‘Walenland’ woonden, aan de vecht- en steekpartijen waaraan deze ‘vreemdelingen’ en ‘dubieuze elementen’, zoals zij werden genoemd, zich overgaven. Met een mengeling van liefde, humor, compassie en verontwaardiging schetst Verbeken het hedendaagse Wallonië, van het rijke Waals- Brabant tot de grauwe armoede van de Borinage en steden als Charleroi en Seraing, waar menig kind zijn vader noch grootvader ooit zagen werken, waar uitkeringsfraude hoogtij viert. August de Winne schreef zijn boek tijdens de opkomst van het idealisme dat de arbeiders, de migranten incluis, zou verheffen. In Verbekens’ Wallonië gaat de socialistische partij ten onder aan corruptieschandalen en is zij deels verantwoordelijk voor de armoede van haar onderdanen die zij met cynisch cliëntelisme in gijzeling houdt. Cuba en China veranderen, Noord-Korea opent langzaam haar grenzen en de vraag dringt zich op: wanneer volgt de socialistische partij van Wallonië?
België is voor een buitenstaander bijwijlen een taaie materie en Pascal Verbeken maakt het ons niet altijd gemakkelijk. Maar wie door de ruwe bolster van zijn boek heen breekt, reist een beeldende wereld binnen die herinneringen oproept aan de films van de gebroeders Dardenne, aan de liedjes van Jacques Brel. Gaandeweg worden de Vlaamse migranten van toen onze immigranten van nu en ontwikkelt Arm Wallonië zich tot een verhaal over vreemdelingen aller tijden. Uiteindelijk houdt Pascal Verbeken niet alleen zijn landgenoten maar ook ons, over de grenzen van België heen, een spiegel voor.